Tag Archives: werkwoorden

Present Simple

Als je iets vertelt over feiten, gewoontes en/of regelmaat, gebruik je in het Engels de present simple. Letterlijk betekent dit de “tegenwoordig makkelijk”.

Bijvoorbeeld:

My neighbour smells like a wet dog.

In deze zin staat een feit, namelijk dat mijn buurvrouw ruikt naar een natte hond. Omdat dit zeker weten zo is en het is te bewijzen, gebruiken we de present simple.

My neighbour bites her nails when she is nervous.

In deze zin staat een gewoonte, namelijk dat mijn buurvrouw altijd haar nagels bij wanneer ze nerveus is. Omdat dit een gewoonte is, gebruiken we de present simple.

My neighbour often goes to the movies by herself

In deze zin staat een regelmaat, namelijk dat mijn buurvrouw vaak in haar eentje naar de bioscoop gaat. Omdat hier een regelmaat wordt aangegeven, gebruiken we de present simple.

Hoe maak je de present simple?

Dat is eigenlijk heel simpel! We gebruiken de SHIT regel.. Ja, Ja.. dat lees je goed. de SHIT regel. Dit is een ezelsbruggetje om te weten hoe je een werkwoord moet vervoegen (toepassen).

De SHIT regel

Je maakt de present simple door het hele werkwoord te gebruiken zonder to. Als je weet dat je de present simpel moet gebruiken, weten we ook dat we de SHIT regel moeten toepassen.

Bijvoorbeeld:

Het werkwoord lopen (to walk). Je ziet dat elk werkwoord precies hetzelfde blijft behalve bij de groen gekleurde vervoegingen; daar komt de +s bij.

I walk to school
You walk to school
He walks to school
She walks to school
It walks to school
We walk to school
They walk to school
You walk to school

She, He, It zijn dus de enige uitzonderingen waarbij het werkwoord de +s krijgt. Je ziet nu dus waarschijnlijk ook al waarom het de SHIT regels heet.

Present Continuous

De Present Continuous wordt gemaakt met een vervoeging van het engelse werkwoord zijn (to be), namelijk: am/are/is en een werkwoord dat eindigt in -ing.

To be + ww + -ing

De Present Continuous wordt het meest gebuikt bij gebeurtenissen die aan de gang zijn als je erover praat.

VB.
1. It is raining
2. He is watching tv

Bij veranderingen en ontwikkelingen.

VB.
1. The fire is growing bigger.
2. The weather is getting better.

En ook wanneer er over toekomstige gebeurtenissen wordt gesproken.

1. Adele will be singing all her songs tonight?
2. We’re going to my sister tomorrow.

Tot slot bij irritaties, bijvoorbeeld waarin iemand uitdrukt dat hij “het altijd doet”.

1. You are always leaving the door open.
2. I hate living in The Hague, because it is always raining